Skip to main content

Ze zorgen zeven dagen per week voor de cellen in de Stem Cell Research Unit Maastricht (SCRUM). Dagelijks worden cellen beoordeeld, van nieuw kweekmedium voorzien, op een dekentje gevleid en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld door ‘team België’, zoals ze zich met een knipoog noemen. Sandrine Seyen en Niko Deckers zijn de twee SCRUM-analisten, die sinds de opening van het lab in september 2022 nauw samenwerken. Behalve de liefde voor hun lab, delen ze de liefde voor hardlopen. Ook buiten het lab.

Zowel Sandrine Seyen als Niko Deckers had al ruimte ervaring als analist in een universitair lab voor ze begonnen bij SCRUM. Niko werkte al dik twintig jaar bij biochemie, voor prof. Schurgers, Sandrine al ruim tien jaar op het cardiologielab van prof. Volders. Sandrine: “In 2018 zag ik voor het eerst cardiomyocieten in het echt. Ik wilde heel graag begrijpen hoe dat in zijn werk ging: van witte bloedcel naar stamcel, naar bijvoorbeeld cardiomyociet.” Ze ging op eigen verzoek een opleiding volgen aan de universiteit van Luik: medische biologie. Het was de juiste bagage om aan de slag te kunnen in het SCRUM-lab. Niko: “Ik heb het vak van Sandrine geleerd én van Cengiz Akbulut, die voor zijn proefschrift in Maastricht een techniek ontwikkelde om stamcellen te kweken.” Akbulut leidt nu het SCRUM-lab en springt soms ook bij om de twee laboranten te ontlasten.

Grote verantwoordelijkheid

Want het is natuurlijk een heel bijzonder lab, maar de twee voelen ook een grote verantwoordelijkheid, die soms ook wel stress met zich meebrengt. Het genereren van een ‘kolonie’ stamcellen kost zo’n drie à vier maanden tijd; een periode waarin je heel goed moet focussen. Niko: “Als het kweekmedium besmet raakt, kun je alles weggooien. We hadden een keer bezoek in het lab gehad en twee dagen later was het prijs. Nu laten we dus niemand meer toe, we praten zelf ook niet als we aan het kabinet zitten te werken, we poetsen het lab helemaal zelf. Maar dat is ook een sport en het maakt het echt ons eigen lab. Het komt gewoon ontzettend nauw.” Sandrine: “Ik kom normaliter op zaterdag werken en Niko op zondag, dan ben je al snel een uur of drie bezig. Soms voel ik wel stress.” Niko: “Maar als we dan maandenlang kunnen werken zonder besmetting en de incubator helemaal volstaat met mooie stamcellen, kan ik daar ook erg van genieten.”

Oercel

Het proces van stamcelgeneratie begint met een bloeddonatie. Uit het bloed worden de witte bloedcellen geïsoleerd en opgeslagen in een biobank. Van daaruit worden cellen geselecteerd om stamcellen te genereren. De cellen krijgen voedingsstoffen via het kweekmedium toegediend en signalen, waardoor ze differentiëren naar een ander celtype, waar DNA-materiaal in geplant kan worden. Dankzij die laatste stap kunnen de cellen zich programmeren naar de oercel, of stamcel. “Die stamcel kan alles worden”, vertelt Sandrine enthousiast. “Spiercel, levercel, cardiomyociet enzovoort. Wij hebben die stap nog niet gezet, omdat we eerst een jaar wilden investeren in het opzetten van het lab, tot en met het opslaan van stabiele stamcellen in stikstof voor de volgende stap.”

Dekentje

Bij dit proces produceren de cellen ook afval en er sterven cellen. Niko: “Het kweekmedium bevat groeifactoren met een vrij korte halfwaardetijd. Als we dat niet dagelijks verversen, gaan de cellen dood.” Wanneer het plastic plaatje waarop de cellen groeien te vol raakt, moet een deel worden afgesplitst. “Dat groepje moet op een ander plaatje hechten, maar dat doen ze alleen als we er eerst een dekentje op leggen. Doen we dat niet, dan zijn we ze kwijt. Al dat soort regeltjes moet je heel nauwkeurig toepassen, anders gaan ze bijvoorbeeld spontaan differentiëren en dat wil je niet.” Ook het selecteren van de cellen waarmee ze verder gaan, is handwerk. De twee zijn inmiddels experts in het herkennen van de juiste tint grijs-bruin, samen met een redelijk grote celkern, die een goede cel kenmerkt. Sandrine: “Daarnaast heeft een goede stamcel een soort ‘gezichtje’, ik vind het lijken op het ‘ghost-gezicht’ uit de film Scream. We markeren de cellen die potentie hebben op het plaatje.” Niko: “En soms zie je dat de cellen gisteren hetzelfde waren als vandaag, dan is de ontwikkeling gestopt. De toevalligheid van het leven zit er ook in. Er is geen exact draaiboek en de ene cel is de andere niet.” Sandrine: “Soms zijn de cellen in het begin supermooi en aan het eind hebben we geen kolonie. En andere cellen zijn aanvankelijk minder goed, maar daar gaan we toch maar mee verder en dan pakt het juist geweldig uit.”

Labjournaal

Na een klein jaar zijn ze helemaal op elkaar ingewerkt. Sandrine: “Ik snap wat hij gaat doen in het lab zonder dat we praten. We hebben een labjournaal ontwikkeld waarin we heel goed kunnen volgen wat de ander heeft gedaan en we hebben een goede organisatie opgezet voor het opslaan van de cellen.” Niko: “Alle credits voor Sandrine wat dat laatste betreft.” Sandrine, lachend: “Ja, maar jij volgt heel goed!” Niko: “En, niet onbelangrijk: we kunnen elkaars playlisten verdragen. Elke dag proberen we een nieuwe, verrassende playlist in het lab uit. Dat zit wel goed. Stel je voor dat je met iemand moet werken die de hele dag carnavalsmuziek luistert.” Sandrine: “Ja, team België werkt goed samen.”

Marathons lopen

Naast de passie voor het genereren van stamcellen, delen de twee nog een andere passie, ontdekten ze toen ze begonnen samen te werken in het SCRUM-lab. Niko: “We lopen allebei marathons.” Sandrine: “Nouja, hij is verder dan ik, hoor. Ik liep in april 2023 mijn eerste marathon, in Parijs en later dit jaar ga ik New York nog doen. Maar dan stopt het denk ik weer, want het kost te veel tijd.” Ze loopt niet gewoon voor zichzelf, maar leidt een runningclub in Luik, met zo’n negentig leden. Drie à vier keer per week geeft ze een training en daarnaast fietst ze op zondag in een vereniging. “Sporten zorgt voor een goede balans met mijn werk.” Niko liep in oktober 2022 zijn twaalfde marathon, in Lissabon dit keer. “Ik vind het nog lastig om hardop te zeggen, maar ik vermoed dat het mijn laatste was. Mijn knie begint op te spelen en ik doe ook nog aan pedel. Maar lopen is zó fijn, het is een soort filosofie. Soms denk ik een uur lang aan helemaal niks, terwijl ik ren. Dat is fantastisch.”