Zijn bijnaam op de basisschool was ‘wervelwind’ en die energie is ook in het interview voelbaar. “Ik ben nooit gediagnostiseerd, maar ik denk wel dat ik ADHD heb”, zegt de goedlachse Marcel Merk. Dat hij al voor zijn pensionering weer (deels) terug in zijn geboortestad Maastricht woont, had hij nooit gedacht. “Ik ben een opportunist, een familieman, een carnavalist én gegrepen door de vraag: waarom is er iets en niet niets?”
‘Marcel liep door een deur, of hij nu open of dicht was’, is een typering die Merk ooit hoorde over zichzelf als kind. Ook nu, op zijn 61e, praat hij snel, makkelijk en openhartig over zijn leven, waarin de elementaire deeltjes hem al in zijn middelbare schooltijd grepen. Dat kwam waarschijnlijk mede door zijn beste vriend, die op de eerste dag van de basisschool naast hem kwam zitten en sindsdien haast parallel aan hem ontwikkelt. “Eric Laenen was wat rustiger dan ik, ook wat serieuzer met leren, maar onze karakters vullen elkaar heel goed aan.”
Encyclopedie schrijven
Ze gaven samen een eindexamenfeest, gingen natuurkunde studeren in Nijmegen, waren tegelijkertijd hoofd van een onderzoeksgroep bij Nikhef, woonden schuin tegenover elkaar in Diemen en delen nog steeds de guilty pleasure van het lezen van Fantasy-boeken. “We werden samen rond ons tiende jaar lid van de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde en gingen met onze moeders naar de jaarvergadering in Utrecht. We besloten samen de encyclopedie van de sterrenkunde te gaan schrijven. Twintig delen moesten dat worden; we schaften ordners aan en typten op typemachines boekjes over. Nouja, ik ben niet verder gekomen dan deel 1, hoofdstuk 1, paragraaf 1.1, maar ik heb het thuis nog steeds.”
Elementaire deeltjesvreter
Zonder vriend Eric was hij misschien heel iets anders gaan doen, denkt hij. De specialisatie in elementaire deeltjesfysica is mede te danken aan de professor bij wie hij later zijn proefschrift zou afronden. “Professor Van der Walle schreef in mijn laatste jaar op de middelbare school een serie in het tijdschrift Natuur & Techniek over elementaire deeltjes. Die heb ik opgevreten. Natuur is heel mooi, maar natuurkúnde, hoe de processen werken, dat is gewoon prachtig.” Hij vertelt ook graag over zijn vak in Studium Generale-lezingen, met name voor leken met een interesse in natuurkunde. “Dat is een heerlijk publiek om mee te sparren, wellicht nog leuker dan voor een groep wetenschappers. Omdat leken buiten de wetenschappelijke kaders durven denken, dat is heel verfrissend.”
Beauty quarks
Zijn onderzoek, dat zich fysiek afspeelt op CERN in Genève, waar het Large Hadron Collider beauty experiment is gehuisvest, draait om de vraag waarom materie het na de oerknal heeft ‘gewonnen’ van antimaterie. “Alles wat je ziet bestaat uit materie en voor elk materiedeeltje bestaat een identieke tegenhanger, met een tegengestelde elektrische lading. Als antimaterie botst met materie, vernietigt het elkaar, met een energieflits als resultaat. Maar hoe kan het nu dat een fractie na de oerknal er toch nét iets meer materie over was, waaruit alles ontstond wat we nu kennen? Kortom: waarom is er iets en niet niets?” Hij richt zich met name op ‘beauty quarks’, fundamentele bouwstenen die gecreëerd worden in botsingen van protonen. In Genève onderzoekt zijn groep radioactieve vervallen van beauty quarks en vergelijkt die met anti beauty-quarks. “De crux is dat we zoeken naar heel zeldzame kwantum-fenomenen, die zich soms slechts één keer per miljard botsingen voordoen. Dat vraagt dus om gigantische dataverzamelingen. Maar we hebben recentelijk wat hints gezien voor het bestaan van een mogelijk nieuwe natuurkracht, en met de aankomende update van onze meet- en analyse-instrumenten, heb ik goede hoop dat we de komende tien jaar met een verklaring voor de dominantie van materie komen.”
Trage wetenschap
Waar wetenschap van nature een lange adem vergt, geldt dat met name voor dit soort onderzoek. “Ik werk nog steeds aan hetzelfde experiment dat ik in 1994 mede oprichtte op CERN, waarvoor we nu de derde versie aan het bouwen zijn. Mijn werk bestaat voor een deel uit projectorganisatie, detectoronderdelen (laten) bouwen en data verzamelen en analyseren met studenten. Ik ben in de loop van de tijd het leiden en opbouwen van een groep minstens zo leuk gaan vinden. Plus natuurlijk ‘the pleasure of finding things out’, zoals natuurkundige Richard Feynman het noemde. Ik hoef niks nieuws te ontdekken, maar ik geniet van zelf begrijpen hoe iets in elkaar steekt. De logica van de natuur, de schoonheid van de kwantumfysica; wat dat betreft is mijn leven al meer dan geslaagd.”
The social team
Het plezier in het leiden van mensen ontwikkelde hij in de negentien jaar dat hij aan het hoofd stond van de B-fysica groep van Nikhef. “Het zou eigenlijk vijf jaar zijn, maar mensen waren tevreden en wilden het stokje niet echt overnemen. Onze groep stond bekend als het ‘social team’. Ik had veel aandacht voor de sociale kant, ging met promovendi tot diep in de nacht mee de stad in. Iedereen was ook echt goed in zijn werk en zette zich in. Bruggenbouwen en luisteren, daar gaat het volgens mij om in de wetenschap.” De laatste van die 19 jaar noemt hij ‘tropenjaren’. De oorlog tussen Rusland en Oekraïne zette ook binnen het internationale samenwerkingsverband CERN de politiek op scherp en Merk moest daar als vertegenwoordiger van Nederland in bewegen. “En het viel vrijwel samen met COVID, waardoor ik twaalf uur per dag zoomde met medewerkers. De energie raakte op, slaapproblemen; het werd tijd om het stokje over te dragen.”
Maastrichts dialect
In het algemeen is hij geen piekeraar. “Ik ben er soms meer bij gebaat niet over moeilijkheden te praten, zowel over werk als in de privésfeer. Dan denk ik de volgende dag hooguit nog: ‘er was toch iets?’” Het is wat dat betreft ook prima dat zijn vrouw niet in het vak zit. Merk leerde zijn echtgenote, Esther, kennen toen hij net een paar maanden studeerde in Nijmegen. Lachend: “Zij komt uit het centrum van Maastricht, ik uit oost, dus ik ben omhoog getrouwd.” Hun twee kinderen voedden ze in het Maastrichts dialect op, ook al woonden ze bij Amsterdam. “Als we in Duitsland hadden gewoond, hadden we ook geen Duits tegen ze gepraat, toch? Onze Maastrichtse taal zit in ons hart.” Hij heeft nog nooit carnaval in de stad gemist. “Want het probleem is: als ik er niet ben, gaat het niet door”, lacht hij hard. “Ik ben een sjeng* in het kwadraat.”
Opportunist
Ooit, na hun pensionering, zagen ze zichzelf wel weer in Maastricht wonen. Maar nadat de deeltijd-leerstoel aan de UM voor hem bleek te zijn en zijn vrouw onlangs ook een baan in de stad kreeg, wonen ze nu al een paar dagen per week in Maastricht. “Ik heb mijn carrière nooit gepland, maar ik ben een opportunist. Ik probeer altijd van alles en vind het prima als er dan twee van de tien dingen lukken. En misschien heb ik ook wel geluk gehad soms.” Hij prijst zich heel gelukkig met zijn ouders, die hem de ruimte gaven voor zijn eigen ontwikkeling, ook al was hij een wervelwind en soms ook een betweter. Ze hadden een drogisterij op de Scharnerweg, totdat grote ketens opkwamen en de winkel gesaneerd moest worden. “Er bleef geen geld over maar ook geen schulden. Mijn ouders hadden nul pensioen, maar toch een prima leven daarna. Zo leerde ik: in Nederland hoef je je niet echt zorgen te maken.”
Een soort vriend
Het scheelde ook dat vader, die het oudste werd van de twee, met weinig tevreden was. “Hij heeft nooit in een vliegtuig gezeten. Als hij dagelijks een borreltje kon drinken in zijn stamkroeg, was hij tevreden. Dat deden we ook vaak samen, hij was een soort vriend van me. Op mijn moeder ben ik nog steeds trots, hoe ze met het levenseinde omging. Toen ze op haar 73e te horen kreeg dat ze nog maar een paar weken te leven had, zei ze tegen ons: ‘Ik heb een goed leven gehad, het is goed zo, laat me maar gewoon gaan’. Dat vind ik zó knap. Ik hoop dat ik dat straks ook zal kunnen, maar ik betwijfel het. Eerst nog een tijd genieten van het leven in Mestreech en wellicht mag ik ooit nog een volgende generatie meemaken.”
* sjeng: de benaming voor een mannelijke inwoner van Maastricht, zowel door Maastrichtenaren zelf als door andere Limburgers gebruikt.
Prof. dr. Marcel Merk is sinds 2020 hoogleraar Collider Physics aan de Faculty Science and Engineering (FSE). Hij combineert deze baan met zijn werk als onderzoeker bij Nikhef, het Nationaal instituut voor subatomaire fysica, waar hij sinds 1994 werkt. Merk studeerde Natuurkunde in Nijmegen, waar hij ook promoveerde in deeltjesfysica.








