Skip to main content

Ik ben op weg naar huis, met mijn gitaar op m’n rug, als ik hem beneden in de hal tegenkom, gezeten in zijn rolstoel. “Bent u de nieuwe muziektherapeut?”, vraagt hij. Ik leg uit dat ik geestelijk verzorger (in opleiding!) ben en onderzoek of ik in dat werk ook iets met mijn gitaar zou kunnen. Waarom zou je de uitdrukking ‘je bent als geestelijk verzorger je eigen instrument’ niet letterlijk kunnen nemen?
“Dus ik moet uitvinden wat de kaders zijn van mijn vak”, leg ik uit. “Moet? Moed heb je gewoon”, zegt hij kordaat. Het volgende kwartier vertelt hij hoe hij in ons verpleeghuis terecht is gekomen. Een verhaal dat hem soms emotioneert en mij laat plaatsnemen in een stoel naast hem, daar in de hal. Het is een verhaal over verlies en hoop. Verlies van mobiliteit, onder andere. Hoop dat hij ooit weer terug naar huis kan, lopend, om onder één dak met zijn vrouw te leven, met wie hij bijna vijftig jaar getrouwd is. Iedere ochtend luistert hij op zijn telefoon naar muziek, om weer nieuwe inspiratie voor de dag op te doen.
“Zal ik dan ook nog een liedje voor u doen?”, vraag ik tenslotte. Ik haal mijn gitaar uit de hoes en begin voorzichtig ‘Dust in de wind’ te tokkelen. Vanuit de balie naast ons fluit de receptionist spontaan de melodie. Collega’s op weg naar huis knikken glimlachend naar ons, terwijl de man in de rolstoel luistert.

Ik vervolg met een andere ‘gouwe ouwe’ uit mijn gitaar-repertoire: ‘Wonderful tonight’ van Eric Clapton. Ik heb inmiddels wat moed verzameld en durf nu zelfs te zingen. De man sluit zijn ogen en geniet zichtbaar. Na het laatste akkoord vouwt hij zijn handen ineen en schudt ze blij boven zijn hoofd, alsof hij een prijs heeft gewonnen. “Je hebt me echt geraakt”, zegt hij stralend. “Dankjewel! Voor het luisteren én de muziek!” “De vraag is nu, of dit geestelijke verzorging was”, zeg ik olijk. “Wat mij betreft wel!”, zegt hij. “Ja, we hebben in ieder geval echt contact gehad en iets gedeeld…”
Een paar dagen later lees ik in het nieuwe boek van Hans Alma (hoogleraar geestelijke zorg en religieus-humanistische zingeving aan de VU): “Ik noem de geestelijk verzorger een verbeeldingsprofessional die gebruik maakt van (religieuze) verhalen, rituelen, poëzie en andere kunstvormen in het inhoud geven aan de op de zin- en levensvragen van de ander gerichte ontmoeting.” Ze beschrijft hoe we onze verbeelding kunnen inzetten om de ander bij te staan. Zodat er, soms, een opening kan ontstaan naar iets nieuws: een sprankje hoop, of een vonkje verzet tegen een onwenselijke situatie. Of het nu echt mijn gitaar en de muziek was die dit spontane moment zo bijzonder maakten, of het onverwachte ‘ont-moeten’, weet ik achteraf niet. Dat is nu juist ook het eigene van geestelijke verzorging, leer ik van een wijze collega. En hoewel ik nog niet precies weet, na 100 dagen in dit mooie vak, wat voor geestelijk verzorger ik ben, voel ik wel dat muziek een belangrijke rol zal spelen. Ik denk dat we iets moois op het spoor zijn, mijn gitaar en ik.