Skip to main content

Een jaar plus één dag nadat ik aan mijn gebroken enkel werd geopereerd, mocht ik terug naar de plek waar dat avontuur begon: het Kleinwalsertal in Oostenrijk. Vorig jaar was ik één van de geluksvogels die een tripje voor twee naar Oostenrijk won met de aankoop van een nieuw paar Hanwag-wandelschoenen. Het breken van mijn enkel op dag één, tijdens de mooiste wandeling van mijn leven, was een kleine tegenvaller. Maar al snel nadat ik thuiskwam, liet Hanwag weten dat ik het jaar daarop opnieuw zou worden uitgenodigd samen met mijn vriendin. Wat een geluk.
Gewapend met twee paar wandelstokken vertrokken we vol goede moed naar de ‘wiedergutmachung’ met de bergen. Vooral tussen mijn oren bleek daar nog wel wat pijn te zitten, die zich uitte in de vorm van angst. Angst om uit te glijden, enkel te verzwikken, angst voor pijn, of, stel je toch voor: alweer een breuk! Vooraf overwoog ik zelfs nog een moment om de vorig jaar gekochte krukken achterin de auto te gooien, ‘voor de zekerheid’. Hoefden we die niet opnieuw te kopen als er weer iets misging. Ik deed het niet. Iets met het lot niet tarten…
Ook meegaan met de groepswandeling, met dezelfde gids als vorig jaar, naar dezelfde bergtop als vorig jaar, deed ik niet. In plaats daarvan namen we dagelijks de bus naar een andere skilift (allemaal gratis dankzij het pasje dat in het prijzenpakket was inbegrepen) en maakten we prachtige wandelingen die ons geadviseerd waren door de lodge-eigenaren als ‘goed te doen’. Vooral op de afdalingen, het onderdeel waarop het een jaar eerder in een split second was misgegaan, ging mijn hartslag omhoog en mijn zelfvertrouwen omlaag. De beentjes gingen op slot, het zweet brak uit en meer van die dingen die het afdalen niet bespoedigen. Een rare gewaarwording. Daaromheen genoten we van de fenomenale uitzichten, de frisse lucht, de sauna in de lodge, het ontbijt dat dagelijks klaarstond, de stilte, de klong-klinkende koeienbellen en de totale rust.

De laatste avond namen we nog één risico, door te gaan dineren in het hoogstgelegen eettentje van het dorp, waarvoor een pittige helling moest worden beklommen en na afloop weer afgedaald. Er zou ‘live-muziek’ zijn en we wisten dat ze er Baileys hadden, het favoriete drankje van mijn vriendin. Het bleek een memorabele avond, ook voor de eigenaren, want hun laatste in dat restaurant. Klaar met ‘alle Oostenrijkers’ stonden ze op het punt te emigreren naar Spanje, waar ‘iedereen wél aardig is’. De live-muziek bleek verzorgd te worden door de gefrustreerde eigenaar zelf, iedere maandagavond de afgelopen jaren. Uit zijn karaoke-installatie kwam de band en het achtergrondkoortje, op zijn tablet voor zich verschenen de songteksten, en zo betraden Elvis Presley, Frank Sinatra, de Dire Strates en Joe Cocker het Oostenrijkse ‘gästehaus’. Soort van. Misschien had hij een weddenschap verloren, of moest hij iets bewijzen, aan iemand. De nummers, waarvan hij er ook al een tiental had opgenomen, vertelde hij in de pauze trots, hadden gemeen dat ze gezongen werden alsof de handrem erop zat. Alsof hij gedwongen werd daar te zitten, drie uur lang, met één voet op een leeg frisdrank-kratje en zijn enorme hond slapend aan zijn voeten. Af en toe strekte het beest zijn enorme poten om een paar meter verderop te gaan liggen; het was moeilijk te zeggen of dat iets te maken had met de klanken die zijn baas op dat bewuste moment produceerde. Uiteindelijk keerde hij toch steeds weer terug aan de voeten van zijn baas, die licht schor afsloot met ‘We did it our way!!’ We wensten hem alle goeds voor de toekomst en begonnen aan de afdaling naar de lodge, terwijl de discobal binnen nog op volle toeren draaide. De maan was perfect rond. We hadden precies genoeg Baileys op om de afdaling zorgeloos en soepel te laten verlopen. We hadden niet alleen geluk; we voelden het ook.