De vader met het vette, grijze haar zat op een bankje naast de kerk met zijn twee zoontjes. Hij zat zich zichtbaar door de dag heen te slaan. De jongetjes, van zo’n drie en vijf jaar oud, hadden ook weinig energie meer: ze bleven vooral bij of op hun vader zitten of staan. ‘Daar komt mama aan met de ijsjes’. Gretige handjes pakten een lang hoorntje met ieder één beige bol aan. Zij had een grote koffie, hij hoefde blijkbaar niks.
De jochies hadden nog maar een paar likjes van hun ijsje genomen, toen hij tegen de oudste zei: ‘Laat papa eens even likken?’ Met zichtbare tegenzin liet hij zijn ijsje los, maar alleen met zijn handen. Zijn ogen volgden de tong van vader nauwgezet en bij de derde ferme lik begon hij te gillen. Terecht. Dit had niks te maken met ‘even proeven’, of ‘voorkomen dat het lekte’, hier werd met smaak een ijsje verorberd.
Hij kreeg het terug; de ander was aan de beurt. De jongste gaf zijn ijsje makkelijker af, maar ook hij begon te sputteren toen de hele bol verdween in de mond van vader, alsof hij hem als een stofzuiger naar binnen zou slurpen.
En nog was vader niet verzadigd. Met een handgebaar eiste hij het ijs van de oudste weer op. ‘Nehee! Jij eet alles op!’, riep hij daadkrachtig. Maar een onverstaanbare, autoritaire zin brak het verzet. Opnieuw schrokte hij naar binnen wat hij kon, voordat het ventje al te zeer over z’n toeren zou raken.
Ik vroeg me af of ik getuige was van een pedagogische, bewuste aanpak, om kinderen te leren delen, of met teleurstelling om te gaan. Dit was te naar om naar te blijven kijken. Ik overwoog sterk om in het voorbij lopen iets te zeggen als: ‘Als je zo van ijsjes houdt, zou ik er de volgende keer zelf ook één nemen’. Maar dat deed ik niet. Helaas.