Jarenlang ging ik wekelijks groente en fruit halen bij een boerderij in Aalbeek, waar ik toen in de buurt woonde. Of preciezer: ik ging ‘naar het fruitvrouwtje’, zoals we haar noemden. Ze was de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd, maar bleef liever bezig dan binnen te gaan zitten. Ze verkocht niet alleen de zelfgeteelde appels, aardappels en aardbeien, maar ook allerlei andere groenten, plus gebotteld appelsap dat elders van hun appels werd gemaakt.
Mijn zoon van toen nog een jaar of twee, kreeg er steevast een appeltje, dus die ging graag mee naar het fruitvrouwtje. Soms was ze niet in het winkeltje, en moest je even wachten. Als ze dan door de deur van het aangrenzende woonhuis kwam, nam ze de geur van de warme maaltijd mee. Dingen die ik zou moeten opzoeken op internet als ik ze ook eens zou willen maken. Dingen die ik bij mijn oma at. Meestal was ze opgewekt en maakte ze een praatje. Ik weet nog goed hoe ze zei, op een dag dat het regende dat het goot: ‘Ja, we hebben niks te zeggen over het weer en dat is maar goed ook, anders zouden we dat ook nog verpesten’.
Sinds we vier jaar geleden verhuisden naar zo’n 15 kilometer verderop, kwam ik er nog maar een paar keer. In het aardbeienseizoen reed ik er nog wel eens speciaal naartoe, want nergens zijn de aardbeien zo lekker als bij haar.
Vandaag was ik weer in de buurt. De schappen van het winkeltje waren half leeg. Weinig groenten meer, wel fruit, aardappelen en eieren. Na een tijdje kwam de echtgenoot van het fruitvrouwtje eraan. Ik ging ervan uit dat zij even bezig was. Pas toen ik de tafel naderde waarop haar weegschaal stond, op het eeuwig roodgeblokte zeil, zag ik het bidprentje staan. Een prachtige foto voorop, van haar in een hemelsblauw jasje voor een witte bloesemboom. ‘Ach nee, is ze overleden?’, vroeg ik geschrokken en mijn keel kneep meteen dicht. Later besefte ik wat een rare vragen mensen stellen in dit soort situaties. Willen we daarmee uitstel kopen, om de rauwe werkelijkheid nog niet te hoeven erkennen? Hopen we op een groot misverstand? Ze was overleden rond de carnaval, vertelde hij. Ik pakte het bidprentje op en schoot vol. ‘Daar schrik ik even van’, zei ik ter verdediging. ‘Sorry, ik wil u niet verdrietig maken’, piepte ik nog. ‘Neu, ik huil makkelijk’, zei hij vergoelijkend en depte zijn ogen met een papieren zakdoekje.
Ik vertelde hem hoe ik haar zienswijze op het weer nooit zou vergeten. Hij herkende de uitspraak en lachte even. Zestig jaar had hij haar gekend, waarvan ze 56 jaar getrouwd waren. ‘Zij was van de boerderij aan het einde van de straat rechts’, wees hij. Hij en zijn zoon hadden overwogen het winkeltje te sluiten, maar gingen toch maar door, op kleinere schaal. Ik betaalde en wenste hem heel veel sterkte en ‘fijne Paasdagen’. Mensen zeggen soms rare dingen…