Donderdagochtend, acht uur. Voor het thuiswerken begint even naar de Jumbo, voor de eerste levensbehoeften. Oftewel: wc-papier. Want nee, ik heb niet gehamsterd en al zeker geen wc-papier… Maar als dan het einde van de voorraad in zicht komt, dringt de harde realiteit ook ons huis binnen. En daar sta je dan, in de Jumbo, tegen lege schappen aan te kijken. Beschroomd, en op anderhalve meter afstand, spreek ik een man aan die een coördinerende functie lijkt te hebben. ‘Mag ik iets vragen? Ik heb niet gehamsterd en nu heb ik toch langzamerhand wc-papier nodig. Komt dat nog binnen vandaag?’ De vermelding dat ik niet heb gehamsterd vind ik essentieel. Ik wil niet bij die rare groep horen, want ja, ik geef wel om mijn medemensen. Morgenvroeg, zegt hij, is er waarschijnlijk weer nieuw wc-papier, als je er vroeg bij bent. Voor de zekerheid rij ik ook nog even langs de Aldi en de Plus, maar helaas: overal lege schappen.
De volgende ochtend besluit ik te voet naar de Jumbo te gaan, kom ik ook nog aan mijn beweging. Maar, bedenk ik me net op tijd, hoe ga ik dat wc-papier dan meenemen naar huis, als het er is? Normaliter is het al vrij gênant om over straat te gaan met een pak wc-papier (jazeker, mensen, dit is het papier waarmee ik en mijn gezin onze billetjes de komende weken gaan afvegen!), maar in deze tijden van corona heeft dit product nog een extra rare bijsmaak. Voor je het weet word je onterecht uitgescholden voor hamsteraar, of erger, kom je een hamsteraar tegen die je met grof geweld je buit afhandig maakt…
En dus neem ik, uit voorzorg, een oversized blauwe Ikea-tas mee naar de supermarkt, om incognito en zonder gevaar voor eigen leven de buit veilig te kunnen stellen. Zodra ik de twaalf rollen in mijn winkelwagentje heb gedropt, stuur ik een fotootje naar het thuisfront. ‘We’ve got it!’ Het gezin stuurt een juichend geluidsfragment terug. Opgetogen spoed ik me huiswaarts.