Skip to main content

“Hoe ervaart u het leven eigenlijk?” De vraag komt binnen zonder kloppen. Hij stelt hem op een onderzoekende, open manier, met een intonatie die zegt dat hij oprecht geïnteresseerd is in mijn antwoord. Dat heb ik op deze manier in mijn werk nog niet eerder meegemaakt. Andere mensen met dementie die ik ontmoet, kunnen soms wel vragen: “Hoe is het met jou?” Doorgaans hoor ik die vraag als een beleefdheidszin om een gesprek te starten, of vlot te trekken. Een dame zegt vaker: “Doe de groeten aan je ouders!” en dat doe ik dan, ook al kennen ze haar niet.
Maar deze man stapt vandaag mijn hart binnen. Normaliter praat hij makkelijk een uur vol. Zijn korte termijngeheugen werkt nauwelijks nog, dus hij kan makkelijk vier keer na elkaar hetzelfde verhaal opstarten zonder enig besef dat hij me dat zojuist identiek al vertelde. Soms daag ik mezelf uit om hem op een ander spoor te brengen, soms laat ik hem zijn verhaal vier keer doen omdat ik zie en voel dat de herinnering hem goed doet. “Ik krijg er weer kippenvel van”, zegt hij dan stralend.
Vandaag oogt hij wat weemoedig. “Ach, dat is lang geleden”, zegt hij, en “nu ben ik een oud mannetje en mijn hoofd werkt niet meer zo goed”. Hij begint over zijn overleden vrouw en hoezeer hij haar mist. “Daar word ik niet vrolijk van”, zegt hij mistroostig en kijkt van me weg.

De stilte die valt, waarin ik ‘op mijn handen zit’ om hem even te laten met zijn gevoelens, doorbreekt hij zelf: “Hoe ervaart u het leven eigenlijk?” Ik ben eerlijk. Dat ik ernaar streef de dingen te nemen zoals ze zijn, maar dat me dat niet altijd even goed lukt. Dat ik het leven bij vlagen overweldigend kan vinden. Maar dat ik veel plezier en energie haal uit het omgaan met allerlei mensen. Samen zijn.
“Ah, dat is mooi”, knikt hij begrijpend. “Heeft u ook zo’n bron waaruit u kracht haalt?”, probeer ik het gesprek weer op hem te brengen. Hij weet het even niet. Ik weet met hoeveel liefde hij altijd over zijn dochters en kleindochters praat. Dat reik ik hem aan. Zijn ogen lichten op, even.
Een klop op de deur: lunchtijd. Ik wijs hem de weg naar de eetkeuken, die hij even kwijt is. We nemen afscheid en ik bedank hem, vanuit de grond van mijn hart, waar zijn vraag nog dagenlang echoot.