Skip to main content

Soms vraag ik me af wat de zin is van mijn werk. Dat klinkt misschien raar voor een geestelijk verzorger (in opleiding), die geacht wordt de professional te zijn op het gebied van zingeving. Maar wat ik tot nu toe in ieder geval van mijn meer ervaren collega’s heb geleerd, is dat twijfel ook onderdeel is van dit vak. Twijfel of je het juiste hebt aangereikt, twijfel of jij de juiste persoon bent voor deze vraag, twijfel over het effect van je aanwezigheid. En soms twijfel ik dus aan de zin, vooral als ik met mensen met dementie omga. Terwijl ik me bij hen tot nu toe het meest competent en op mijn gemak voel. Zij stellen doorgaans geen duidelijke zingevingsvragen meer, zijn helemaal in het nu. En daar zit het hem net in…
Grofweg zijn de mensen met wie ik werk in twee groepen in te delen. De minderheid is cognitief nog in orde, maar woont in het verpleeghuis omdat het thuis om allerlei redenen niet meer ging. Ze hebben soms moeite om de zin te ontdekken van het nog langer leven, of zijn verdrietig over alles wat ze al hebben moeten loslaten. Voelen zich soms nutteloos, of vervelen zich. Dat laatste denk ik soms ook te zien bij de tweede en grootste groep: de mensen met dementie (maar of je urenlang voor je uit staren ‘vervelen’ kunt noemen, is natuurlijk ook een vraag).
Deze mensen hebben bovendien vaak weinig kortetermijngeheugen meer. Er is een meneer die regelmatig onrust voelt en dat ook nog zo kan benoemen. Een een-op-een gesprek over dat hij nu hier woont en dat zijn kinderen op de hoogte zijn en ook regelmatig op bezoek komen, kan hem even kalmeren. Dat doen de zorgcollega’s tussen de bedrijven door heel goed. Werkt dat niet, dan zijn er nog de ‘zo nodige’ kalmerende medicijnen, die hij graag inneemt om de onrust kwijt te raken. Maar in essentie is het dagelijks hetzelfde beeld.
Telkens als ik hem ontmoet, vraagt hij geïnteresseerd wie ik ben en vanuit welke organisatie ik kom. Ik zeg dat ik hier werk en als geestelijk verzorger al eens eerder met hem sprak over zijn leven. Hij herinnert het zich nooit, maar laat me meteen binnen, want hij vertelt graag. Ik doe alsof ik zijn verhalen nog niet eerder heb gehoord. Probeer soms een nieuwe zijweg te verkennen, maar kom meestal steeds opnieuw door dezelfde hoofdstraten van zijn leven, die hij me trots en met plezier toont. En de volgende keer gaat het weer precies zo.

In een samenleving die nogal gericht is op resultaat, vooruitgang en effect, voelt dit soms ingewikkeld. Wat voegt het contact dat ik met deze man heb precies toe, voor wie? Hij is een klein uur niet onrustig, ik denk doordat hij zich gezien en gehoord voelt. De zorgcollega’s zijn een poosje ontlast, net als misschien een paar medebewoners, die weleens met hem botsen in zijn onrust. De familie vindt het misschien fijn om te lezen in de rapportages dat er niet alleen aandacht is voor de lichamelijke zorg. Allemaal prachtig, op de korte termijn. Maar op de lange termijn vraag ik me soms af wat het toevoegt.
‘Het voegt misschien niks toe, maar het zorgt er zeker voor dat iets niet verloren gaat’, zei een collega. En dat de waardigheid van de mens zich onttrekt aan nuttigheid, maar fundamenteel is verbonden met het mens-zijn. Een wijze vriendin hield me een mooie spiegel voor: ‘Als je je afvraagt wat de zin is van contact met iemand die het meteen daarna is vergeten, kun je die lijn ook doortrekken: wat heeft het contact met iemand die meteen daarna overlijdt voor zin? Terwijl je als vrijwilliger in het hospice toch ook veel zin ervoer? Dit moment is waardevol, ongeacht de dag van morgen.’
Betekenis is niet gelijk te stellen aan winst of resultaat. Mijn leven ervaar ik als zinvol op momenten dat ik verbinding voel met anderen, omdat we bijvoorbeeld iets wezenlijks delen. Dat ervaar ik in mijn werk dagelijks, zowel met mensen met dementie als anderen. Wanneer je zingeving langs een economische meetlat legt, sla je alles kansloos plat, besef ik nu. Dat is pas zinloos.