Skip to main content

Dat Stephan Smeekes op zijn 41e hoogleraar Econometrie werd, betekent niet dat iedere persoon met een handicap dat zal lukken. “Iedereen is anders, iedere handicap ook.” Hij ziet zichzelf dan ook niet als een ambassadeur voor gehandicapte wetenschappers. “Maar als mijn verhaal anderen inspireert, is dat zeker mooi.” Een gesprek met een zeer nuchtere wetenschapper met een groot onderwijshart, die van zijn ouders leerde om niet bij de pakken neer te zitten en vooral in oplossingen te denken. (foto: Philip Driessen)

Wanneer Stephan Smeekes om half negen ’s ochtends een onderwijsgroep treft met vooral vermoeide, slecht voorbereide studenten, denkt hij soms wel even: ben ik daarvoor om half zes opgestaan? “Maar dat zeg ik nooit, want zij kunnen er niks aan doen dat ik drie uur nodig heb in de ochtend. En als ik ze dan wakker en enthousiast krijg voor het vak, is mijn voldoening des te groter.” Hij woont zelfstandig in een appartement in de Maastrichtse binnenstad, waar hij dag en nacht kan bellen voor professionele zorg van zorgorganisatie Fokus. “Het is fijn om soms alleen te kunnen zijn en zelfstandig te kunnen wonen met de vrijheid om zelf te bepalen hoe ik mijn dag indeel. Naar internationale conferenties, of binnenlandse reizen, gaan mijn ouders altijd mee. Zo hebben ze al veel van Europa gezien. En op het werk zijn er altijd collega’s die mij kunnen en willen helpen.”

Mindset

Al snel na zijn geboorte was duidelijk dat er iets mis was met Smeekes’ gezondheid. Het bleek een progressieve spierziekte, SMA genaamd. “Ik heb nooit kunnen lopen en ging naar de basisschool in een elektrische rolstoel. Een gewone basisschool en daarna een gewone middelbare school, dat vonden mijn ouders belangrijk. Ze hebben vanaf het begin een zo normaal mogelijk leven voor mij en mijn 2,5 jaar jongere zus nagestreefd. Ze dachten altijd heel pragmatisch, in oplossingen, niet in problemen.” Zijn vader werkte in de logistiek en IT, zijn moeder stopte met werken om hem te verzorgen. De mindset die hij van hen meekreeg, is minstens zo waardevol als de fysieke ondersteuning. Van hen leerde hij te accepteren hoe het leven loopt; niet lang te treuren om dat wat niet gaat, maar vooral je energie te steken in zaken waarop je wel invloed kunt uitoefenen.
Dus toen twee jaar geleden ineens de functie van zijn rechterarm in een paar dagen sterk achteruit ging, was dat wel ‘even spannend’. “Je weet niet waar het stopt, dus het is zeker even moeilijk. Sindsdien kan ik bijvoorbeeld geen kopje meer oppakken om zelf te drinken, dus ik moest op zoek naar een oplossing. Nu heb ik een robotarm aan mijn rolstoel. Het heeft geen zin om lang te treuren om dit soort dingen.” Een grote hobby is sport kijken op tv, dus deze olympische zomer zat hij gebeiteld. Hij treurt niet om het feit dat hij zelf nooit heeft kunnen sporten. “Dat maakt het accepteren misschien juist makkelijker. Ik kan ervan genieten. Net als van de Maastrichtse voetbalclub MVV, waarvan ik al heel mijn leven seizoenskaarthouder ben. Ik ga met mijn vader en vrienden naar praktisch iedere thuiswedstrijd.”

Scheidsrechter

Niet mee kunnen gymmen op school was ook geen probleem. “Ik was er meestal wel gewoon bij en was dan bijvoorbeeld scheidsrechter. Ik ben nooit gepest als kind. Er waren altijd wel kinderen die me graag hielpen, met bijvoorbeeld mijn jas aantrekken.” Dat hij makkelijk leerde was al snel duidelijk en op de middelbare school kwam zijn voorliefde voor wiskunde en economie aan het licht. Econometrie was toen een logische studiekeuze. Net als de universiteit in zijn geboortestad Maastricht: dichtbij zijn ouders. Zij studeerden zelf niet, dus een academische carrière was geen voor de hand liggend idee. “Maar ik merkte op de universiteit dat hoe abstracter en theoretischer de vraagstukken waren, hoe interessanter ik het vond.” Hij studeerde cum laude af, wat de weg naar een promotieplek vergemakkelijkte.

Koninklijke lunch

Zijn vakgebied omschrijft hij als ‘gewoon een ingewikkelde vorm van puzzelen’. “Het oplossen van problemen, door ingewikkelde theorieën te begrijpen of wiskundig te bewijzen waarom bepaalde statistieke eigenschappen zijn zoals ze zijn, daar haal ik de meeste voldoening uit.” Ook zijn promotietraject verliep in principe soepel. “Ik vond het een heel fijne tijd. Natuurlijk is het niet altijd makkelijk; er zijn periodes dat je totaal niet vooruit komt, maar dat kon ik redelijk makkelijk accepteren als iets dat erbij hoort. Ik raakte er nooit door van slag.” Zijn proefschrift werd bekroond met de Christiaan Huygensprijs, een KNAW-prijs voor jonge onderzoekers die een vernieuwende bijdrage aan de wetenschap leverden. “En dat leverde me weer een uitnodiging voor een lunch met de koning op. Nouja, hij werd een paar weken later gekroond. We zaten met zo’n 25 prijswinnaars met hem aan tafel. Hij moest toegeven dat hij het moeilijk vond om te begrijpen waar mijn onderzoek over ging. Eigenlijk de standaard reactie van iedereen, daar raak je aan gewend. Het hoort bij dit soort onderzoek: voor het brede publiek is het te abstract om te kunnen begrijpen, waardoor het minder aanspreekt. Maar dat maakt me niks uit.”

Impact genereren

In de kern draait zijn onderzoek om het blootleggen van verbanden in grote hoeveelheden data die over de tijd verzameld worden. Daarvoor ontwikkelt hij algoritmes, met een wiskundige onderbouwing, die ook aangeeft hoe betrouwbaar een algoritme is “Dat laatste interesseert me ook zeer.” Zijn werk is toepasbaar op economische principes als inflatie, maar het meest boeiend vindt hij zelf klimaatverandering. “Samen met collega’s uit andere vakgebieden analyseren we bijvoorbeeld data van een weerstation in de Alpen dat broeikasgassen in de atmosfeer meet. Zo lijkt er een verband te zijn tussen de boringen naar schaliegas in de VS en de hoeveelheid van bepaalde broeikasgassen in de atmosfeer. Dat proberen we met behulp van innovatieve statistische methoden aan te tonen. Ik werk graag multidisciplinair samen.”
Hoewel hij het belangrijk vindt dat zijn onderzoek een toepassing vindt in de samenleving en op die manier ‘impact’ genereert, vindt hij het geven van onderwijs minstens zo belangrijk. “Ik denk dat ik daarmee met afstand de meeste impact kan maken. Ik leid mensen mee op die de toekomst hebben; daar steek ik graag veel energie in en ik haal er veel voldoening uit.” Hij hoopt studenten en promovendi te enthousiasmeren voor de wetenschap en hen te helpen vol te houden. Wat dat betreft vormen zijn twee promotoren een inspiratiebron. “Palm en Urbain waren voor mij een voorbeeld van hoe je een fijne, ongedwongen werksfeer creëert, waarin mensen fouten mogen maken en mogen leren. Hun enthousiasme voor dit vakgebied en de openheid om overal te kunnen praten, dat hoop ik mee te kunnen geven aan volgende generaties.”

Rode toga

Natuurlijk zou het mooi zijn als hij nog meer grote beurzen kan binnenhalen, of belangrijke publicaties kan realiseren. Een Veni en Vidi kreeg hij eerder al en nu de hoogleraarstoel. “Natuurlijk wil je hoogleraar worden als je in de wetenschap werkt, maar het was geen must voor mij. Ik vind deze waardering voor je prestaties heel waardevol, maar er zijn genoeg goede wetenschappers die geen hoogleraar zijn.” De rode toga moet nog worden aangemeten, maar of hij er heel vaak in zal verschijnen betwijfelt hij. “Ik weet niet of het cortège op academische feestdagen echt aan mij besteed is. Daar hecht ik niet zoveel waarde aan.” Voor het beeld van diversiteit zou het natuurlijk prachtig zijn. “Maar ik heb me tot nu toe nooit met mijn handicap willen profileren.” Tegelijkertijd beseft hij dat het voor andere mensen met een handicap inspirerend zou kunnen zijn. “Er zijn heel weinig studenten en medewerkers met zichtbare handicaps op de universiteit, terwijl er in de samenleving veel meer zijn. Dat bewijst dat er barrières bestaan voor mensen. Als ik daarin iets kan betekenen als voorbeeld voor anderen zou ik dat heel fijn vinden. Maar anderzijds is iedere handicap individueel en wil ik zeker niet uitstralen: Als ik het kan, kan jij het ook. Ik heb ook veel geluk gehad met mijn carrière tot nu toe.”

Prof. dr. Stephan Smeekes studeerde Econometrie aan de Universiteit Maastricht, waar hij in 2009 promoveerde op het proefschrift ‘Bootstrapping Nonstationary Time Series’. Hij ontving voor zijn onderzoek een Veni en Vidi-beurs en was lid van De Jonge Akademie. Dit jaar werd hij benoemd tot hoogleraar Econometrie aan de UM School of Business and Economics.