Bacteriën, virussen, schimmels en nog veel meer: ze leven in en op ons lichaam en gaan samen door het leven onder de naam ‘microbioom’. Pas sinds een jaar of tien kunnen wetenschappers preciezer zien welke soorten er allemaal zijn, wat de drang vergroot om te begrijpen wat dat microbioom zoal doet met en voor ons. Om de krachten te bundelen sloegen onderzoekers uit Maastricht, Aken, Luik en Venlo precies een jaar geleden de handen ineen, in het Euregional Microbiome Centre. Waar staan ze nu? Wat zijn poeptransplantaties? En moeten we allemaal aan de kombucha om onze darmen te ondersteunen? De experts Paul Savelkoul en John Penders aan het woord.
Aan tafel zitten prof. dr. Paul Savelkoul, hoofd van de afdeling Medische Microbiologie van Maastricht UMC+ en dr. John Penders, microbioloog bij de Universiteit Maastricht. Samen zitten ze in het bestuur van het piepjonge Euregional Microbiome Centre (EMC). En ook de écht diepgaande kennis van het microbioom is nog piepjong: pas sinds een jaar of tien kan dankzij DNA-analysetechnieken in kaart gebracht worden hoe ons microbioom is samengesteld. In de wetenschappelijke wereld is tien jaar heel kort.
Wat merken patiënten van deze samenwerking?
Savelkoul: “Op dit moment nog niet zo heel veel, denk ik. Tenzij je COPD-patiënt in Maastricht bent, want daar onderzoeken we bijvoorbeeld met de afdeling Longziekten samen of we iets voor deze groep kunnen betekenen. Contacten met patiënten kunnen het onderzoek voeden en versnellen, maar we staan daarmee nog aan het begin.” Penders: “We onderzoeken ook of we voor patiënten die chemotherapie krijgen op basis van hun microbioom kunnen voorspellen of ze bijwerkingen krijgen. Er zijn namelijk aanwijzingen dat bepaalde enzymen geproduceerd door darmbacteriën soms de chemo kunnen heractiveren, waardoor je ernstige bijwerkingen kunt krijgen.”
Het EMC is geen gebouw met een receptionist. Het is een samenwerkingsverband tussen de universitaire ziekenhuizen van Maastricht, Luik en Aken, plus UM-campus Venlo. De onderzoekers wisten elkaar eerder ook al te vinden, maar dat was meer individueel. Nu werken ze onder één naam gestructureerd samen. Ze overleggen periodiek, gebruiken elkaars apparatuur, schrijven samen subsidie-aanvragen en meer. ‘Een verlengstuk van je laboratorium’, noemt Savelkoul het ook wel. Penders: “In Luik zijn ze heel goed in complexe data-analyses, Aken is goed in proefdieronderzoek, in Venlo is een kunstdarm nagebouwd en wij doen veel onderzoek waarbij we het microbioom in kaart brengen met bijvoorbeeld DNA-technieken, in klinische studies en met verschillende patiëntpopulaties. Omdat dit onderwerp zo complex is, heb je veel verschillende disciplines nodig, die je tegenwoordig nu eenmaal niet allemaal onder één dak kunt hebben.”
Het microbioom klinkt haast als een duizend-dingen-doekje, dat voor van alles goed is.
Penders: “Daar moeten we juist voor oppassen: je kunt niet alles ophangen aan het microbioom. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het in bepaalde aandoeningen een belangrijke rol speelt, maar het is niet de heilige graal voor alles.” Savelkoul: “Wij willen juist gedegen onderzoek doen. Mechanismen begrijpen en dat uiteindelijk vertalen naar de patiënt, in plaats van te snel verbanden te leggen waarvan we niet zeker zijn.”
Daarover gesproken: hoe zit het met probiotica-drankjes als Yakult, maar ook kefir en kombucha? Doen of niet doen?
Penders: “We hebben daar geen onderzoek naar gedaan, dus feitelijk kunnen we er niks over zeggen. Dat één drankje of bacterie goed is voor alles, lijkt me sterk. Wij willen toe naar adviezen als: met deze combinatie van bacteriën of voeding kan dat effect behaald worden voor die ziekte.” Savelkoul: “Biologisch is het niet aannemelijk dat 1 soort bacterie in Yakult, die 0,0001% is van alles wat in je lichaam voorkomt, een dramatisch effect gaat hebben. Maar zolang we niet alles begrijpen, is het gevaarlijk harde conclusies te trekken.”
Een ander populair onderwerp: poep. Jullie doen onderzoek naar poeptransplantaties? Vertel!
Penders: “Bij mensen die een verstoord microbioom hebben, kun je bacteriën uit de poep van een donor toedienen, oraal of anaal, om het microbioom te helpen bij herstel. Bij sommige aandoeningen, zoals een chronische Clostridioides difficile infectie, zie je dat dat werkt, al snappen we dus nog niet precies waaróm.” Savelkoul: “En mogelijk dien je behalve die bacteriën ook nog virussen toe aan de ontvanger, dus dat is een zeker risico. Dat wordt soms genomen, omdat antibiotica bij deze mensen niet meer aanslaan. We hopen binnen het EMC verder te ontrafelen welke mix van bacteriën of voedingsmiddelen je bij welke aandoening het beste toedient.”
Het klinkt als een ingewikkelde zoektocht naar balans.
Savelkoul: “Je wilt het microbioom in optimale staat brengen, maar wat dat is, verschilt ook nog per persoon en per levensfase. Zonder bacteriën kunnen we niet leven, maar sommige soorten bacteriën kunnen ons ziek maken. Als je dat evenwicht kunt beheersen, kun je mensen gezond houden zonder bijvoorbeeld antibiotica te hoeven gebruiken. In het EMC richten we ons dus minder op het bestrijden van ziekten, wat de microbiologie traditioneel doet, maar meer op preventie: gezond blijven dankzij goede bacteriën.”